Binnen de pensioenregeling heeft u de mogelijkheid om eerder of later dan op uw 68ste met pensioen te gaan. U kunt op zijn vroegst met 60 jaar met pensioen gaan. Pensionering vóór 60 jaar of ná 68 jaar is mogelijk, maar dan alleen in overleg met de werkgever en na toestemming van het bestuur van het pensioenfonds.

Bij vervroeging of uitstel van de pensioendatum wordt de hoogte van het pensioen omgerekend. Dit betekent dat bij vervroeging de uitkering van het ouderdoms- en partnerpensioen vanuit de A-regeling wordt verlaagd. Dit omdat het pensioen over een langere periode betaald moet worden.

Als u overweegt gebruik te maken van de mogelijkheid het pensioen eerder of later te laten ingaan, dan kunt u in overleg met de afdeling HR bij het pensioenfonds navragen welke gevolgen dit heeft voor de hoogte van uw pensioen. Het wijzigen van de pensioendatum moet ten minste 3 maanden vóór de gewenste pensioendatum schriftelijk bij het pensioenfonds worden gemeld.